De zijde van een vierkant is
\color{sideC}{n \text{ } eenheidA[0]}
.
Bereken de oppervlakte van dat vierkant.
^2
Een vierkant heeft \color{nCs}{\text{4 gelijke zijden}}
en
\color{symbolCs}{\text{4 rechte hoeken.}}
De oppervlakte van een rechthoek is gelijk aan de lengte maal de breedte.
Een vierkant is een rechthoek waarbij de lengte gelijk is aan de breedte.
De oppervlakte van een vierkant is dus zijde maal zijde.
\color{sideCs}{n \text{ } x \text{ } n \text{ } } =
\color{fillCs}{\text{ } n*n \text{ } }
^2
^2
spreek je uit als "n2 vierkante eenheidA[1]")
De oppervlakte van een vierkant is n*n eenheidA[0]^2
.
Hoeveel eenheidA[0] is een zijde van dat vierkant?
Een vierkant heeft \color{nCs}{\text{4 gelijke zijden}}
en
\color{symbolCs}{\text{4 rechte hoeken.}}
De oppervlakte van een rechthoek is gelijk aan de lengte maal de breedte.
Een vierkant is een rechthoek waarbij de lengte gelijk is aan de breedte.
De oppervlakte van een vierkant is dus zijde maal zijde.
\color{sideCs}{ ? } \text{ x } \color{sideCs}{ ? } =
\color{fillCs}{n2}
Welk getal moet op de plaats van het vraagteken staan?
De zijde moet gelijk zijn aan n want:
\color{sideCs}{n \text{ x } n} =
\color{fillCs}{n*n}
De zijde van een vierkant is gelijk aan 'de wortel' van het oppervlakte.
De wortel van n2 is gelijk aan n.
\color{fillCs}{\sqrt{n2}} = \color{sideCs}{n}
De zijde van het vierkant is dus gelijk aan
\color{sideCs}{n\text{ } eenheidA[0]}
.
De oppervlakte van een vierkant is gelijk aan n2 eenheidA[0]^2
.
Hoeveel eenheidA[1] is de omtrek van dat vierkant?
Een vierkant heeft \color{nCs}{\text{4 gelijke zijden}}
en
\color{symbolCs}{\text{4 rechte hoeken.}}
De oppervlakte van een rechthoek is gelijk aan de lengte maal de breedte.
Een vierkant is een rechthoek waarbij de lengte gelijk is aan de breedte.
De oppervlakte van een vierkant is dus zijde maal zijde.
\color{sideCs}{ ? } \text{ x } \color{sideCs}{ ? } =
\color{fillCs}{n2}
Welk getal moet op de plaats van het vraagteken staan?
De zijde moet gelijk zijn aan n want:
\color{sideCs}{n \text{ x } n} =
\color{fillCs}{n*n}
De zijde van een vierkant is gelijk aan 'de wortel' van het oppervlakte.
De wortel van n2 is gelijk aan n.
\color{fillCs}{\sqrt{n2}} = \color{sideCs}{n}
De zijde van het vierkant is dus gelijk aan
\color{sideCs}{n\text{ } eenheidA[0]}
.
De omtrek is vier keer zo groot.
De omtrek is dus 4 x n = 4*n E.
De omtrek van een vierkant is gelijk aan 4*n E.
Hoeveel vierkante eenheidA[1] is de oppervlakte van dat vierkant?
^2
Een vierkant heeft \color{nCs}{\text{4 gelijke zijden}}
en
\color{symbolCs}{\text{4 rechte hoeken.}}
De omtrek is de totale lengtte van de vier zijden bij elkaar.
We gaan daarom eerst de lengte van één zijde uitrekenen.
De oppervlakte van een rechthoek is gelijk aan de lengte maal de breedte.
Een vierkant is een rechthoek waarbij de lengte gelijk is aan de breedte.
De oppervlakte van een vierkant is dus zijde maal zijde.
\color{sideCs}{n \text{ } x \text{ } n \text{ } } =
\color{fillCs}{\text{ } n*n \text{ } }
^2
^2
spreek je uit als "n2 vierkante eenheidA[1]")
Een rechthoek heeft een lengte van nE en een breedte van mE.
Hoeveel E^2
is de oppervlakte van die rechthoek?
^2
\color{symbolCs}{\text{Een rechthoek heeft vier rechte hoeken.}}
Twee overstaande zijden hebben daardoor dezelfde lengte.
De oppervlakte van een rechthoek is gelijk aan de lengte maal de breedte.
De gegeven eenheden bij de lengte en de breedte zijn gelijk (E).
Je kunt daarom meteen vermenigvuldigen.
^2
.
Een rechthoek heeft een lengte van nE1 en een breedte van mE2.
Hoeveel E1^2
is de oppervlakte van die rechthoek?
^2
\color{symbolCs}{\text{Een rechthoek heeft vier rechte hoeken.}}
Twee overstaande zijden hebben daardoor dezelfde lengte.
De oppervlakte van een rechthoek is gelijk aan de lengte maal de breedte.
De eenheden bij de lengte en de breedte zijn niet gelijk (E1 en E2).
Je moet eerst de eenheden gelijk maken!
n x 10*m = 10*n*m
De oppervlakte is dus 10*n*m E1^2
.
Een rechthoek heeft een lengte van nE2 en een breedte van mE1.
Hoeveel E1^2
is de oppervlakte van die rechthoek?
^2
\color{symbolCs}{\text{Een rechthoek heeft vier rechte hoeken.}}
Twee overstaande zijden hebben daardoor dezelfde lengte.
De oppervlakte van een rechthoek is gelijk aan de lengte maal de breedte.
De eenheden bij de lengte en de breedte zijn niet gelijk (E2 en E1).
Je moet eerst de eenheden gelijk maken!
10*n x m = 10*n*m
De oppervlakte is dus 10*n*m E1^2
.